Een meer sociale detachering in Europa
In maart dit jaar kwam de Europese Commissie met een voorstel om de Detacheringsrichtlijn uit 1996 te herzien. Een goede zaak, waar de S&D-fractie in het Europees Parlement al langer voor pleitte. Vanuit het Europees Parlement is partijgenoot Agnes Jongerius verantwoordelijk voor de herziening, samen met een rapporteur van de christendemocraten.
De Detacheringsrichtlijn is gemaakt om te zorgen dat werknemers die tijdelijk in een andere lidstaat werken, vast kunnen houden aan arbeidsvoorwaarden en sociale zekerheid in hun thuisland. Het idee was om zo het vrij verkeer van diensten te vergemakkelijken. Minstens zo belangrijk: de richtlijn beschermt werknemers. Een gedetacheerde werknemer heeft namelijk recht op (ten minste) het minimumloon van het gastland en bepaalde arbeidsvoorwaarden moeten worden gegarandeerd.
Maar de richtlijn komt uit een tijd dat er binnen de EU minder verschil was in welvaart en eerder was bedoeld voor ingenieurs die elders een machine kwamen installeren dan voor onderaannemers die met goedkope bouwvakkers een stuk snelweg kwamen leggen. Dus deze is werkelijk aan herziening toe.
Laten we vooropstellen dat detachering een EU-verdienste is waar we trots op mogen zijn: tijdelijk ergens anders kunnen wonen en werken verhoogt je kans op arbeid en verbreedt je perspectief. Maar, daar moeten we eerlijk over zijn, met het toetreden van veel nieuwe lidstaten zijn ook de problemen met detachering toegenomen.
In Nederland werken nu bijna negentigduizend gedetacheerde werknemers. Vooral in de bouw, de agrarische sector, de horeca en in het transport. Dat zorgt voor grote druk op de onderhandelingspositie van werknemers, en dus op lonen, en voor verdringing op de arbeidsmarkt. Daarnaast gaan er soms mensonterende praktijken gepaard met detachering. Denk aan aspergestekers die met zijn 20’en op een kamer worden gepropt en daarvoor huur moeten betalen. Dat kan natuurlijk niet.
Detachering is een ‘business model’ geworden. Gedetacheerde werknemers verzetten hetzelfde werk als hun Nederlandse collega’s, maar kosten minder door lagere lonen en lagere sociale zekerheidsbijdragen. Er bestaan talloze modellen. Als je een Pool via een uitzendbureau in de bouw laat werken, hoef je hem alleen het minimumloon en niet het salaris uit de Nederlandse CAO te betalen. Ook zijn er Nederlandse werkgevers die een brievenbusfirma openen in Roemenië, om zo hun bestaande werknemers goedkoper in te kunnen huren.
Tijd om iets te doen dus.
In de herziening staat dat een gedetacheerde werknemer dezelfde ‘beloning’ moet krijgen als nationale werknemers, werkzaam op dezelfde plek. Wel mag sociale zekerheid nog worden afgedragen in het thuisland. Maar na 24 maanden wordt het ‘gastland’ het ‘thuisland’ wat betreft arbeidsrecht en sociale zekerheid. Agnes vindt het voorstel een goed begin, dat moet worden aangescherpt.
De meeste detacheringen duren in de praktijk maar 4 maanden en 24 maanden is dus veel te lang. Ook vind zij dat niet alleen ‘algemeen geldende’, maar ook sectorale, regionale of bedrijfs-cao’s op gedetacheerde werknemers van toepassing moeten zijn. Daarnaast wil ze dat alleen ‘oprechte’ detachering mogelijk is, bv. door te zorgen dat brievenbusfirma’s niet kunnen detacheren of dat een werknemer een tijd in dienst moet zijn voor hij kan worden uitgezonden.
Maar veel landen zien niks in de herziening, en al helemaal niet in de aanscherping daarvan. 11 landen, waarvan veel Oost-Europese, hebben eerder dit jaar al bezwaar ingediend. Zij vinden dat we eerst moeten kijken of de in 2014 afgesproken ‘Handhavingsrichtlijn’ zijn vruchten afwerpt, wat betreft het aanpakken van illegale praktijken die vaak gepaard gaan met detachering. De nieuwe wetgeving gaat volgens hen niet om betere arbeidsvoorwaarden, maar om het expres duurder maken van buitenlandse werknemers. Jullie verplaatsen de doelpalen, want jullie willen wel de lusten, maar niet de lasten van de interne markt, is het verwijt. Zij vinden dat in de interne markt, concurreren op loon legitiem is – net als concurreren op kwaliteit. Zeker gezien het economisch slecht gaat in veel van de ‘zendende’ landen, en de EU daar volgens hen weinig aan doet.
De discussie raakt daarmee aan de fundamenten van de EU. Gaat de richtlijn om fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden en het beschermen van werknemers, of om reciprociteit en het functioneren van de interne markt? In hoeverre moeten rijkere lidstaten solidair zijn met de lidstaten waar het economisch slechter gaat? En hoe moet die solidariteit tot uiting komen? Staat deze maatregel voor nieuw Europees ‘protectionisme’ of – eindelijk – voor een nieuw ‘socialisme’ binnen het project van de interne markt?
Agnes zal een meerderheid moeten vinden in het Parlement, dat in hoge mate verdeeld is. Voor de kerst zal zij, samen met haar collega rapporteur, een eigen versie van het voorstel presenteren. Daarna beginnen de onderhandelingen om tot 1 Parlementsstandpunt te komen. Daarbij moet de juiste balans worden gevonden: een met oog voor de arbeidsomstandigheden van gedetacheerde werknemers, maar ook voor de economische omstandigheden in de zendende landen.
Het zal een lange weg worden, maar een belangrijke die meer gezicht moet geven aan een sociaal Europa. Het Europa dat PvdA voor ogen staat; dat van ‘AAA’ status.