Door op 1 maart 2015

De politiek kan ook het goede voorbeeld geven

Ongeveer twee weken geleden gaf Lodewijk Asscher het startsein voor het weer in eigen dienst nemen van schoonmakers door de rijksoverheid. Gerard Schouw van D66 tweette daarover: “Kostbare symboolpolitiek kabinet Rutte om PvdA weer pietsie glans te geven. Foei.”

De vraag is dus: is dit symboolpolitiek of het geven van het goede voorbeeld?

Feit is dat de afgelopen jaren de schoonmaak steeds vaker werd uitbesteed. Als schoonmaker hoor je dan niet meer bij de organisatie waar je je werk doet en spelen ineens andere belangen en verhoudingen. De schoonmaakster op de school van mijn dochters is wél rechtstreeks in dienst. De kinderen noemen haar juf Daisy, en wij ouders dus ook. Zij doet haar werk met liefde en kent niet de frustratie dat ze een klaslokaal in anderhalve minuut moet schoonmaken zoals Brigitte, wiens verhaal staat opgetekend in het Van Waarde rapport van de Wiardi Beckman Stichting. In plaats van een beleefde groet moest zij machteloos de boze blikken van ouders doorstaan.

De PvdA trekt zich de situatie van de schoonmakers en vele andere flexwerkers aan de onderkant van de arbeidsmarkt aan. Om te laten zien dat het ook anders kan, heeft de PvdA bij de start van dit kabinet de afspraak gemaakt dat de rijksoverheid haar schoonmakers weer zelf in dienst neemt. Zij vervullen immers een essentiële taak voor het functioneren van de overheid. En waarom zouden ze er dan niet bij horen? Het tegenargument was altijd dat je dit beter aan de markt zou kunnen overlaten. De redenering was: de markt is efficiënter, dus uitbesteden is goedkoper en beter. Maar is dat zo? En wat is eigenlijk ‘beter’?

De rijksoverheid gaat nu dus van start met het in dienst nemen van schoonmakers. Als rijksambtenaar, met de arbeidsvoorwaarden die daarbij horen. En wat blijkt? Los van de eenmalige kosten voor de omschakeling hoeft het niet duurder te zijn: de betere arbeidsvoorwaarden kunnen worden weggestreept tegen de aanbestedingskosten, BTW en winstmarges van de schoonmaakbedrijven. Het mooie van dit voorbeeld is dat wanneer je niet uitgaat van een financieel doel, maar een maatschappelijk of organisatiedoel, zoals saamhorigheid, je toch bij hetzelfde financiële resultaat kunt uitkomen. Maar per saldo ben je veel beter uit.

Om te beginnen zijn er voordelen voor de schoonmakers in de vorm van betere arbeidsvoorwaarden en gezonde arbeidsomstandigheden. Een tweede winstpunt betreft ontwikkelkansen. We kennen allemaal wel het verhaal van iemand die ergens onderop begon, maar met talent en inzet de kans kreeg binnen de eigen organisatie door te groeien. Die verhalen beginnen vaak met ‘vroeger’. De rijksoverheid krijgt nu weer de kans om talent te ontdekken dat anders misschien in de uitzichtloosheid van een flexcontract verloren gaat. En er is er meer winst te behalen. Indienstneming bevordert de saamhorigheid. Schoonmakers en degenen voor wie ze dat werk doen hebben weer het gevoel bij elkaar te horen. Dit kan leiden tot meer contact, waardering en wederzijds begrip. Dit is gelijk een vierde pluspunt, omdat de overheid zo bijdraagt aan het verminderen van de groeiende tweedeling tussen hoger en lager opgeleiden. En tenslotte: tevreden medewerkers zijn productiever. De schoonmakers zelf, maar ook de beleidsmedewerker die ’s ochtends een schoon kantoor en een opgeruimde schoonmaker tegenkomt.

Toen de PvdA dit voorstel opnam in het regeerakkoord wilde zij méér dan verantwoordelijkheid nemen voor de eigen schoonmakers. De PvdA laat zo zien dat goede besteding van publieke middelen samen kan gaan met een sociaal gezicht. En dat het dogma dat marktwerking altijd de betere keuze is niet geldt. Jaren van een eenzijdige focus op korte termijn financieel rendement hebben de publieke, maar ook de private sector aangetast. Het wordt tijd om financiële randvoorwaarden niet langer tot doel te verheffen. Dat biedt ruimte voor creatieve oplossingen in de publieke en private sector, waardoor we elkaar weer meer als medemens en medeburger kunnen gaan zien in plaats van als klant en leverancier.

Deze maatregel is dus geen “kostbare symboolpolitiek” maar een waardevol voorbeeld dat navolging verdient.